Criminaliteit onder jongeren: toepassing van het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht?

Criminaliteit onder jongeren: toepassing van het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht?

In Nederland bestaat er een wetsartikel, artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (Sr), dat rechters de keuze biedt om jongeren van zestien en zeventien jaar te berechten middels het volwassenenrecht. Jongeren behoren sinds 2014 tot het adolescentenrecht. De keuze die artikel 77b Sr rechters biedt, is een keuze met ingrijpende gevolgen. 

Adolescentenstrafrecht

Sinds 2014 vallen verdachten tussen de zestien en drieëntwintig jaar onder het adolescentenstrafrecht. Dit houdt in dat de rechter deze verdachten op grond van artikel 77b en 77c Sr kan berechten middels het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht. Toenmalig staatssecretaris Fred Teeven kwam in 2011 met het wetsvoorstel, met als voornaamste reden de recidive onder deze groep verdachten terug te dringen en Nederland veiliger te maken.(1)  De gedachte achter het adolescentenstrafrecht is dat hoewel er rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsfase waarin de verdachte zich bevindt, dit niet betekent dat de verdachte minder aansprakelijk is voor zijn eigen gedrag. Echter, kunnen de gevolgen die aan dit gedrag verbonden worden wel anders zijn, gelet op leeftijd en de ontwikkeling.(2)

Berechting

Indien een jongere volgens het jeugdstrafrecht wordt berecht, kan hij een maximale vrijheidsstraf van twee jaar krijgen. Tevens is er de PIJ-maatregel, plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, wat ook wel jeugd-tbs wordt genoemd. Bij het jeugdstrafrecht ligt de focus voornamelijk op gedragsverandering, terwijl vergelding bij het volwassenenstrafrecht een grote rol speelt. Het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht onderscheidt zich hierdoor van het volwassenenstrafrecht.

De rechter houdt bij de keuze voor het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht  rekening met de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Bij jongeren bij wie een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens wordt vastgesteld, wordt aan een psychiater of psycholoog de vraag gesteld of de desbetreffende jongere als jeugdigen of als volwassenen moet worden berecht. Uit een uitspraak van de Hoge Raad waarin het hof had gekozen voor toepassing van het volwassenenstrafrecht op basis van rapporten van deskundigen, volgt dat bij deze overweging gekeken dient te worden naar ‘’de op gegevens omtrent de persoonlijkheid van de verdachte gebaseerde inschatting tegen de achtergrond van de mogelijkheden die het bestaande sanctiestelsel biedt om de veroordeelde binnen het kader van een strafrechtelijke sanctie de bij zijn problematiek passende en noodzakelijk geachte sanctie te laten ondergaan.’’(3)

De keuze voor het volwassenenstrafrecht is voornamelijk te zien in zaken waarin verdachten terecht stonden voor zeer ernstige zeden- of geweldsmisdrijven of levensdelicten.(4) 

Kritiek 

Het wetsartikel gaat gepaard met enige kritiek, met name door de Raad voor Kinderbescherming (RvdK) en het VN-kinderrechtencomité. De RvdK pleit voor een wetswijziging, zodat het jeugdstrafrecht altijd moet worden toegepast op verdachten met een leeftijd tot achttien jaar. Het ontwikkelingsperspectief van het kind moet voorop staan en het sterk pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht sluit daar goed op aan. Het biedt volgens de RvdK de beste kansen voor jongeren om te leren van hun fouten en herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen. Tevens neemt bij toepassing van het volwassenenstrafrecht de kans op recidive toe, omdat er meer wordt gefocust op vergelding in plaats van resocialisatie.(5)

Het VN-kinderrechtencomité heeft in 2022 een rapport gepubliceerd waarin zorgen worden geuit over artikel 77b Sr. In het rapport is de aanbeveling gedaan om kinderen niet samen met volwassenen op te sluiten.(6)  Dit is niet de eerste keer dat het VN-kinderrechtencomité zijn zorgen heeft geuit om dit wetsartikel. In hun eerste rapport van 1997 zijn deze zorgen al geuit, met als grootste argument dat opsluiting van kinderen tussen volwassenen, dus berechting volgens het volwassenenstrafrecht, enig perspectief op resocialisatie in de weg staat.(7) Of de Nederlandse regering ooit naar deze aanbevelingen zal luisteren, is nog maar de vraag.

Conclusie

Criminaliteit onder jongeren is een veelbesproken onderwerp in de media. De samenleving vindt twee jaar vrijheidsstraf voor een ernstig delict vaak schokkend en er is dan ook veel kritiek op rechterlijke uitspraken met ‘lage’ straffen. Rechters hebben de keuze om jongeren hogere vrijheidsstraffen te geven door hen volgens het volwassenenstrafrecht te berechten. Hier zitten echter ook enige nadelen aan vast en het is nog maar de vraag hoe effectief dit daadwerkelijk is. Het is niet onlogisch dat rechters ook naar andere belangen kijken dan naar enkel die van de verdachte. De belangen van het slachtoffer dienen uiteraard ook meegewogen te worden, net als de veiligheid van de maatschappij. Het is echter de vraag in hoeverre het opleggen van een hoge vrijheidsstraf daadwerkelijk in het belang is van de verdachte, het slachtoffer en de maatschappij, gelet op de verhoogde kans op recidive. Artikel 77b Sr zal in ieder geval een veelbesproken onderwerp blijven. 

  1. Kamerstukken II 2012/13, 33 498, nr. 3, p. 1. 

  2. A. de Bruin, ‘Adolescentenstrafrecht: jeugdstrafrecht in beweging’, Tijdschrift Praktijkwijzer Strafrecht 2014/7, p. 2.

  3. HR 22 november 2005, NJ 2006/138 (Moord op het Terra College).

  4. ‘Berecht kind niet als volwassene’, zegt de Raad voor de Kinderbescherming’, NRC.nl, 18 oktober 2022.

  5. ‘Raad voor de Kinderbescherming: pas het jeugdstrafrecht toe op alle minderjarige verdachten’, Kinderbescherming.nl, 19 oktober 2022.

  6. Eind-observaties bij de gecombineerde vijfde en zesde periodieke Nederlandse rapportage 2022, Kinderrechtencomité, CRC/C/NLD/CO/5-6, p. 15 & 16.

  7. Children’s right as a mirror of dutch society: NGO report on the implementation of the UN Convention on the Rights of the Child in the Netherlands 1999, Kinderrechtencomité, p. 53.